Schlüter-BEKOTEC-EN-FK-PS  De zelfklevende, lichtgewicht noppenplaat

Het Schlüter-BEKOTEC-noppensysteem zorgt als zwevende dekvloer voor permanent scheurvrije keramische en natuursteenbekledingen. Met het plaatsen van de Schlüter-verwarmingsbuizen wordt het dekvloersysteem omgevormd tot de vloerverwarming BEKOTEC-THERM.

Schlüter-BEKOTEC-EN-FK-PS is een aan de achterzijde zelfklevende dekvloernoppenplaat voor de opname van Schlüter-verwarmingsbuizen (ø 10 mm). De afzonderlijke noppenplaten kunnen met een rij overlappend in elkaar worden gestoken en na het verwijderen van de beschermfolie eenvoudig op de betreffende ondergronden worden gelegd.

Schlüter-BEKOTEC-ENFGK-PS is de bijbehorende compensatieplaat die aan de achterzijde ook is voorzien van een zelfklevende laag. Deze wordt voor de verwarmingscircuitverdeler geplaatst, zodat de montage van de verwarmingsbuizen in de verdelerkast duidelijk gemakkelijker gaat.


Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 1©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 2©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 3©Schlüter-Systems KG
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FK-PS 1©Schlüter-Systems KG
zoom_out_map search
Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 1
Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 2
Productfoto BEKOTEC-EN-FK-PS 3
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FK-PS 1

Schlüter-BEKOTEC-EN-12-F-PS is de betrouwbare bekledingsconstructietechniek voor de realisatie van barstvrije en correct functionerende dekvloeren en verwarmde dekvloeren met bekledingen van keramiek, natuursteen evenals andere bekledingsmaterialen.

Dit systeem wordt rechtstreeks op geschikte, draagkrachtige ondergronden aangebracht, zoals beton, bestaande dekvloeren of houten vloerconstructies. De speciale zelfklevende laag aan de achterzijde van de noppenplaat zorgt voor een uitstekende hechting aan de ondergrond. Voor de verwarming moet de ondergrond worden gecontroleerd op geschiktheid (bewegingsvoegen, randisolatiestroken, enz.).

Dit systeem is gebaseerd op de dekvloernoppenplaat BEKOTEC-EN-12-FK, maar dan met een speciale zelfklevende laag aan de achterzijde. Op basis van de geometrie van de noppenplaat BEKOTEC-EN-12-F-PS wordt een minimale laagdikte van de dekvloer van 20 mm tussen en 8 mm boven de noppen verkregen. De afstanden tussen de noppen zijn zodanig ingedeeld dat voor het realiseren van een verwarmde dekvloer de tot het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 10 mm in een raster van 50 mm kunnen worden geklemd.

De vloerverwarming is gemakkelijk regelbaar en kan optimaal worden gebruikt bij een lage aanvoertemperatuur, omdat er een relatief dunne dekvloermassa (bij een bedekking van 8 mm ca. 40 kg/m² ≙ 20 l/m²) moet worden verwarmd of afgekoeld.

De optredende krimp tijdens de uitharding van de dekvloer wordt modulair in het noppenraster afgebouwd. Spanningen ten gevolge van de krimpvervorming kunnen bijgevolg niet inwerken op het volledige oppervlak. Daarom kan worden afgezien van een uitvoering met schijn- en bewegingsvoegen.

Zodra een cementdekvloer begaanbaar is, wordt de ontkoppelingsmat Schlüter-DITRA (alternatief: Schlüter-DITRA-DRAIN 4 of Schlüter-DITRA-HEAT) erop gelijmd (calciumsulfaatdekvloer ≤ 2 CM-%). Daarop worden dan rechtstreeks, volgens het dunbedprocedé, keramische tegels of natuursteen geplaatst. Bewegingsvoegen in de bekledingslaag dienen met Schlüter-DILEX in de vereiste afstanden te worden gerealiseerd.

Bekledingsmaterialen die barstbestendig zijn, zoals parket of vaste tapijt, worden rechtstreeks op de dekvloer gelegd, zodra de toegelaten bekledingspecifieke restvochtigheid is bereikt.
Raadpleeg het technisch handboek voor meer informatie.

  1. BEKOTEC-EN-12-F-PS wordt op een voldoende draagkrachtige en vlakke ondergrond gelegd. Deze moet schoon zijn en op compatibiliteit worden gecontroleerd. Bestanddelen die een goede hechting verhinderen, moeten van het oppervlak worden verwijderd. De ondergrond moet voor het plaatsen stofvrij zijn en dient daarom grondig te worden gezogen.

    Aanwijzing: een primer voor de ondergrond is niet per se vereist, maar, indien nodig, kan een voorbehandeling worden uitgevoerd met een in de handel verkrijgbare dispersieprimer zonder grove bestanddelen, zoals kwartszand e.d. Grotere oneffenheden dienen vooraf te worden geëgaliseerd d.m.v. een dekvloer of geschikte egalisatiemiddelen.
  2. De bekledingsranden aan de wand of inbouwelementen moeten van de 8 mm dikke randstrook Schlüter-BEKOTEC-BRS-808-KSF worden voorzien. De aan de randstrook geïntegreerde klevende steunvoet is aan de onderkant voorzien van een klevende bevestigingsstrook. Door de verlijming op de ondergrond en de voorspanning van de steunvoet wordt de randstrook tegen de wand gedrukt. Door de BEKOTEC-noppenplaat op de kleefbasis te leggen, ontstaat een verbinding waarbij de plaat op de ondergrond wordt bevestigd en die ook verhindert dat de vloeibare dekvloer tijdens de verwerking kan doorsijpelen.
  3. De noppenplaten BEKOTEC-EN-12-F-PS moeten in de randzone nauwkeurig passend worden bijgesneden. De BEKOTEC-platen worden onderling verbonden door deze met één noppenrij overlappend in elkaar te steken. Voor het plaatsen van de noppenfolie dient de beschermfolie van de BEKOTEC-EN-12-F-PS te worden verwijderd en de plaat op de ondergrond te worden gelegd. De mat kan opnieuw worden gepositioneerd, zolang er geen druk op is uitgeoefend. Zodra er echter druk wordt uitgeoefend, wordt de noppenplaat door de zelfklevende laag aan de onderkant vast met de ondergrond verlijmd. In de deuropening en aan de verdeler kan voor het eenvoudig plaatsen van de buizen de vlakke compensatieplaat BEKOTEC-ENFGK-PS worden gebruikt. De zelfklevende laag die ook hier aan de achterzijde is aangebracht, is bestemd voor de directe fixatie. Met de zelfklevende buisklemhouder Schlüter-BEKOTEC-ZRKL 10/12 worden de buizen nauwkeurig in deze zone aangebracht.
  4. Voor het realiseren van de BEKOTEC-THERM-vloerverwarming kunnen de bij het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 10 mm tussen de van een holte voorziene noppen worden geklemd. De buisafstanden moeten overeenkomstig het vereiste verwarmingsvermogen aan de hand van de BEKOTEC verwarmingsdiagrammen worden gekozen.
  5. Voor het aanbrengen van de dekvloer wordt een verse cementdekvloer met dekvloerkwaliteit CT-C25-F4, max. F5 of een calciumsulfaatdekvloer CA-C25-F4, max. F5, met een minimale dekvloerbedekking van 8 mm (hierbij wordt 0-4 mm steenkorrel aanbevolen) in de noppenplaat aangebracht. Als hoogtecompensatie kan de laagdikte gedeeltelijk tot maximaal 15 mm worden verhoogd. Bij het aanbrengen van een vloeibare dekvloer dient op een zorgvuldige plaatsing van de noppenplaten en afsluiting van de snijranden/eindpunten te worden gelet. Er moet worden voorkomen dat vloeibare dekvloer achter de BEKOTEC-platen terechtkomt.

    Opmerking: afwijkende dekvloereigenschappen dienen vooraf, per project met onze technische verkoopafdeling te worden besproken. Om contactgeluidsoverdracht tussen twee ruimten te voorkomen, moet de dekvloer op die plaatsen worden gescheiden met het uitzettingsvoegprofiel Schlüter-DILEX-DFP.
  6. Onmiddellijk na het bereiken van een beginsterkte die toelaat dat op de cementdekvloer wordt gelopen, wordt de DITRA-ontkoppelingsmat (alternatief: DITRA-DRAIN 4 of DITRA-HEAT) met inachtneming van de verwerkingsinstructies van productfiche 6.1 (alternatief: 6.2 of 6.4) verlijmd. Calciumsulfaatdekvloeren kunnen met de ontkoppelingsmat worden bekleed, zodra een restvochtigheid ≤ 2 CM-% wordt bereikt.
  7. Als flexibele randvoeg bij de overgang tussen vloer en wand dient het hoekbewegingsprofiel Schlüter-DILEX-EK resp. -RF (zie productfiche 4.14) te worden geplaatst. Het uitstekende deel van de randstrook BEKOTEC-BRS-808-KSF moet vooraf worden afgesneden.
  8. Bij het gebruik van de klimaatregelende tegelvloer BEKOTEC-THERM als vloerverwarming kan de afgewerkte bekledingsconstructie al na zeven dagen worden opgewarmd. Beginnend bij 25 °C kan de aanvoertemperatuur dagelijks met max. 5 °C worden verhoogd tot de gewenste gebruikstemperatuur.
  9. Bekledingsmaterialen die geen risico lopen op barsten (bijv. parket, vast tapijt of kunststof bekledingen), worden zonder ontkoppelingsmat rechtstreeks op de BEKOTEC-dekvloer aangebracht. Daarbij dient de hoogte van de dekvloer telkens aan de betreffende materiaaldikte te worden aangepast.

    Let op: naast de telkens geldende verwerkingsrichtlijnen moet rekening worden gehouden met de voor het gekozen bekledingsmateriaal toegelaten restvochtigheid van de dekvloer. Gedetailleerde verwerkingsinstructies in combinatie met niet-keramische bekledingen kunt u vinden in het technisch handboek voor Schlüter-BEKOTEC-THERM of verkrijgen bij onze technische verkoopafdeling.

Schlüter-BEKOTEC-EN-12-F-PS is gemaakt van drukstabiele polystyreen-structuurfolie met aan de achterzijde een aangebrachte zelfklevende laag. Deze is geschikt voor toepassing van klassiek aangebrachte dekvloeren op basis van cement of calciumsulfaat evenals voor vloeibare dekvloeren. Het materiaal moet vorstvrij worden opgeslagen en tegen uv-straling worden beschermd.

Schlüter-BEKOTEC-EN-12-F-PS en -ENFGK zijn rotbestendig en vereisen geen speciaal onderhoud.
Voor en tijdens het storten van de dekvloer moet de noppenplaat door geschikte maatregelen, bijv. het leggen van loopplanken, worden beschermd tegen beschadigingen door mechanische invloeden.

Bekijk
video's

Schlüter-BEKOTEC-THERM: Innovatief vloerverwarmingssysteem | Animatie