Schlüter-BEKOTEC-EN-F  De allrounder-dekvloernoppenplaat

Het Schlüter-BEKOTEC-systeem maakt een barstvrije, goed functionerende en zwevende dekvloer mogelijk, die bouwtijd en materiaal bespaart. Het is ook de basis voor BEKOTEC-THERM: ons energiebesparende vloerverwarmingssysteem.

Schlüter-BEKOTEC-EN F is een dekvloernoppenplaat en is bedoeld voor het opnemen van BEKOTEC-THERM-HR-verwarmingsbuizen met ø 14 mm. Deze wordt af fabriek zonder thermische en contactgeluidisolatie geleverd, maar kan natuurlijk ook in combinatie worden geïnstalleerd. Door de lage opbouwhoogte (31 - 48 mm) is onze vloerverwarming ideaal voor nieuwbouw en renovatie.

Schlüter-BEKOTEC-ENFG is een bijbehorende compensatieplaat die vóór de verwarmingscircuitverdelers wordt geplaatst. Daardoor wordt de montage van de verwarmingsbuizen in de verdelerkast vergemakkelijkt.


Productfoto BEKOTEC-EN-F 1©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-F 2©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-F 3©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-F 4©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-F 5©Schlüter-Systems KG
zoom_out_map search
Productfoto BEKOTEC-EN-F 1
Productfoto BEKOTEC-EN-F 2
Productfoto BEKOTEC-EN-F 3
Productfoto BEKOTEC-EN-F 4
Productfoto BEKOTEC-EN-F 5

Schlüter-BEKOTEC is een betrouwbare bekledingsconstructietechniek voor de realisatie van barstvrije en juist functionerende zwevende dekvloeren en verwarmde dekvloeren met bekledingen van keramiek, natuursteen en andere bekledingsmaterialen.

Dit systeem is gebaseerd op de dekvloernoppenplaat Schlüter-BEKOTEC-EN 23 F, die rechtstreeks op een draagkrachtige ondergrond of op een in de handel verkrijgbare thermische en/of contactgeluidsisolatie wordt gelegd. Op basis van de geometrie van de noppenplaat BEKOTEC-EN 23 F wordt een minimale laagdikte van de dekvloer van 31 mm tussen en 8 mm boven de noppen verkregen. De afstanden tussen de noppen zijn zodanig ingedeeld dat voor het realiseren van een verwarmde dekvloer de bij het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 14 mm in een raster van 75 mm kunnen worden geklemd.

De vloerverwarming is gemakkelijk regelbaar en kan optimaal worden gebruikt bij een lage aanvoertemperatuur, omdat er een relatief dunne dekvloermassa (bij een bedekking van 8 mm ca. 57 kg/m² ≙ 28,5 l /m2) moet worden verwarmd of afgekoeld.

De optredende krimp tijdens de uitharding van de dekvloer wordt modulair in het noppenraster afgebouwd. Spanningen ten gevolge van de krimpvervorming kunnen bijgevolg niet inwerken op het volledige oppervlak. Daarom kan worden afgezien van een uitvoering met schijn- en bewegingsvoegen. Zodra de cementdekvloer begaanbaar is, wordt de ontkoppelingsmat Schlüter-DITRA (alternatief: Schlüter-DITRA-DRAIN 4 of Schlüter-DITRA-HEAT) erop gelijmd (calciumsulfaatdekvloer ≤ 2 CM-%). Daarop worden dan rechtstreeks volgens het dunbedprocedé keramische tegels of natuursteen geplaatst. Bewegingsvoegen in de bekledingslaag dienen met Schlüter-DILEX in de vereiste afstanden te worden gerealiseerd.

Bekledingsmaterialen die barstbestendig zijn, zoals parket of vaste tapijt, worden rechtstreeks op de dekvloer gelegd zodra de toegelaten bekledingsspecifieke restvochtigheid is bereikt.

Technische gegevens

  1. Noppengrootte:
    ca. 20 mm kleine Noppen
    ca. 65 mm grote noppen
    Legafstand: 75 mm
    Tot het systeem behorende verwarmingsbuizen: ø 14 mm
    De zijden van de noppen zijn voorzien van een holte, zodat verwarmingsbuizen zonder bevestigingsklemmen veilig op hun plaats worden vastgehouden.
  2. Verbindingen:
    de noppenplaten worden onderling verbonden door deze met één noppenrij overlappend in elkaar te steken.
  3. Nuttige oppervlakte: 1,2 x 0,9 m = 1,08 m²
    Plaathoogte: 23 mm
  4. Verpakking: 10 stuks/doos = 10,8 m²
    De grootte van de doos bedraagt ca. 1355 x 1020 x 195 mm.
  • Garantiewaarborg:
    Op voorwaarde dat de montagehandleiding wordt nageleefd en de bekleding volgens de voorschriften wordt geplaatst, biedt Schlüter-Systems vijf jaar garantie op de bruikbaarheid en schadevrijheid van de bekledingsconstructie.
  • Barstvrije bekleding:
    Het BEKOTEC-systeem is zodanig uitgevoerd dat drukspanningen van de dekvloer modulair in het raster van de noppenbaan worden afgebouwd. Er wordt afgezien van een constructieve wapening.
  • Vervormingsarme constructie:
    De volgens het BEKOTEC-systeem gemaakte bekledingsconstructie is in gebruikstoestand vrij van restspanningen, zodat vervormingen van het oppervlak vrijwel zijn uitgesloten. Dat geldt met name ook voor belastingen door temperatuurschommelingen, bijv. bij verwarmde dekvloeren.
  • Voegloze dekvloer:
    Omdat via de dekvloer van het BEKOTEC-systeem de optredende drukspanningen gelijkmatig over het volledige oppervlak afvloeien, kan er worden afgezien van uitzettingsvoegen in de dekvloer.
  • Bewegingsvoegen in het voegraster van de tegel- resp. natuursteenbekleding:
    Bij het BEKOTEC-systeem kunnen de bewegingsvoegen tijdens het plaatsen van de tegel- of natuursteenbekleding worden aangepast aan het gewenste voegraster van de bekleding; er moeten immers geen scheidingsvoegen uit de dekvloer in de vloerbekleding worden overgenomen. Er dient slechts rekening te worden gehouden met de algemene regels voor het indelen van de bekledingsvelden.
  • Korte bouwtijd:
    De volgens het BEKOTEC-systeem gerealiseerde dekvloer kan met behulp van de ontkoppelingsmat direct na begaanbaarheid met keramische tegels, natuursteen of kunststeen worden bekleed. Als een vloerverwarming wordt ingebouwd, kan de afgewerkte bekledingsconstructie al na zeven dagen worden opgewarmd.
  • Geringe constructiehoogte:
    Bij de uitvoering van het BEKOTEC-systeem wordt t.o.v. een verwarmde dekvloer, conform DIN 18 560-2, tot wel 37 mm-bouwhoogte bespaard.
  • Geringe materiaalbehoefte:
    Bij een dekvloeroverlapping van 8 mm is slechts ca. 57 kg/m² ≙ 28,5 l/m² dekvloermassa nodig. Een voordeel dat wordt weerspiegeld in de statische berekening.
  • Snel reagerende vloerverwarming:
    Een volgens het BEKOTEC-systeem in combinatie met een vloerverwarming aangebrachte bekledingsconstructie reageert in vergelijking met traditionele verwarmde dekvloeren sneller op temperatuurveranderingen, omdat een aanzienlijk kleinere massa dient te worden afgekoeld of opgewarmd. Daarom kan de temperatuur van de vloerverwarming lager worden ingesteld, waardoor energie wordt bespaard.
  1. Schlüter-BEKOTEC-EN 23 F wordt op een voldoende draagkrachtige en vlakke ondergrond gelegd. Grotere oneffenheden moeten vooraf worden geëgaliseerd d.m.v. dekvloeren of geschikte gebonden egalisatiemiddelen. Met inachtneming van de vereisten inzake geluids- en/of thermische isolatie moet, indien vereist, aanvullend, geschikt isolatiemateriaal op de ondergrond worden geplaatst.

    Wanneer er kabels of buizen op de dragende ondergrond liggen, dient de contactgeluidsisolatie conform DIN 18560-2 boven de nivelleerlaag over het gehele oppervlak doorlopend te worden aangebracht. Voor de selectie van geschikt isolatiemateriaal dient rekening te worden gehouden met de maximale samendrukbaarheid CP3 (≤ 3 mm). Wanneer de hoogten voor de uitvoering van een contactgeluidsisolatie van polystyreen of minerale wol niet volstaan, kan met Schlüter-BEKOTEC-BTS van slechts 5 mm dik een duidelijke contactgeluidsverbetering worden verkregen.

  2. De bekledingsranden aan de wand of inbouwelementen moeten met de 8 mm dikke randstrook Schlüter-BEKOTEC-BRS 808 KSF worden voorzien.

    De aan de randstrook geïntegreerde, klevende steunvoet is aan de boven- en onderkant voorzien van een klevende bevestigingsstrook. Door de kleefbevestiging op de ondergrond of de bovenste isolatielaag en de voorspanning van de steunvoet wordt de randstrook tegen de wand gedrukt. Door de BEKOTEC-noppenplaat op de kleefbasis te leggen, ontstaat een verbinding waarbij de plaat op de ondergrond wordt bevestigd en die verhindert dat de vloeibare dekvloer tijdens de verwerking kan doorsijpelen.

  3. De noppenplaten BEKOTEC-EN 23 F moeten in de randzone nauwkeurig passend worden uitgesneden. De BEKOTEC-platen worden onderling verbonden door deze met één noppenrij overlappend in elkaar te steken.

    In de deuropening en aan de verdeler kan voor het eenvoudig plaatsen van de buizen de compensatieplaat Schlüter-BEKOTEC-ENFG worden gebruikt, die onder de noppenplaat wordt geplaatst en met dubbelzijdig kleefband wordt bevestigd. Met de zelfklevende buisklemhouder Schlüter-BEKOTEC-ZRKL worden de buizen nauwkeurig in deze zone aangebracht. Evt. moeten de platen op de ondergrond worden gefixeerd. Dit kan noodzakelijk zijn, wanneer de spanningen in de buizen​ relatief hoog​ zijn (bijv. in kleine ruimten met korte bochten). De bevestiging kan met de dubbelzijdige kleefband Schlüter-BEKOTEC-BTZDK66 worden uitgevoerd.

  4. Voor het realiseren van de Schlüter-BEKOTEC-THERM vloerverwarming kunnen de bij het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 14 mm tussen de van een holte voorziene noppen worden geklemd. De buisafstanden dienen overeenkomstig het vereiste verwarmingsvermogen aan de hand van de Schlüter-BEKOTEC-verwarmingsdiagrammen te worden gekozen.
  5. Voor het aanbrengen van de dekvloer wordt een verse cementdekvloer van dekvloerkwaliteit CT-C25-F4, max. F5 of een calciumsulfaatdekvloer CA-C25-F4, max. F5, met een minimale dekvloerbedekking van 8 mm (hierbij wordt 0-4 mm steenkorrel aanbevolen) in de noppenplaat aangebracht. Als hoogtecompensatie kan de laagdikte gedeeltelijk tot maximaal 25 mm worden verhoogd. Ook geschikte vloeibare dekvloeren CAF/CTF die aan de specificatie voldoen, kunnen worden gebruikt. Hierbij moet rekening worden gehouden met de systemen die voor deze toepassing zijn goedgekeurd.

    Let op: afwijkende dekvloereigenschappen dienen vooraf, per project met onze technische verkoopafdeling te worden besproken. Om contactgeluidsoverdracht tussen twee ruimten te voorkomen, moet de dekvloer op die plaatsen worden gescheiden met het uitzettingsvoegprofiel Schlüter-DILEX-DFP.

  6. Onmiddellijk na het bereiken van een beginsterkte die toelaat dat op de cementdekvloer kan worden gelopen, wordt de ontkoppelingsmat Schlüter-DITRA (alternatief: Schlüter-DITRA-DRAIN 4 of Schlüter-DITRA-HEAT) met inachtneming van de verwerkingsinstructies van productfiche 6.1 (alternatief: 6.2 of 6.4) verlijmd. Calciumsulfaatdekvloeren kunnen met de ontkoppelingsmat worden bekleed, zodra een restvochtigheid ≤ 2 CM-% wordt bereikt.
  7. Op de bovenkant van de ontkoppelingsmat kan dan direct een bekleding van keramiek of natuursteen volgens het dunbedprocedé worden geplaatst. De bekleding moet boven de ontkoppelingsmat d.m.v. bewegingsvoegen in velden worden ingedeeld overeenkomstig de geldende voorschriften. Voor het realiseren van de bewegingsvoegen dienen de bewegingsvoegprofielen Schlüter-DILEX-BWB, -BWS, -KS of -AKWS te worden gebruikt (zie productfiche 4.6 - 4.8 en 4.18).
  8. Als flexibele randvoeg bij de overgang tussen vloer en wand dient het hoekbewegingsprofiel Schlüter-DILEX-EK resp. -RF (zie productfiche 4.14) te worden geplaatst. Het uitstekende deel van de randstrook Schlüter-BEKOTEC-BRS moet vooraf worden afgesneden.
  9. Bij het gebruik van de klimaatregelende tegelvloer Schlüter-BEKOTEC-THERM als vloerverwarming kan de afgewerkte bekledingsconstructie al na zeven dagen worden opgewarmd. Beginnend bij 25 °C kan de aanvoertemperatuur dagelijks met max. 5 °C worden verhoogd tot de gewenste gebruikstemperatuur.
  10. Bekledingsmaterialen die geen risico lopen op barsten (bijv. parket, vast tapijt of kunststof bekledingen), worden zonder ontkoppelingsmat rechtstreeks op de BEKOTEC-dekvloer aangebracht. Daarbij dient de hoogte van de dekvloer telkens aan de betreffende materiaaldikte te worden aangepast.
    Let op: naast de telkens geldende verwerkingsrichtlijnen moet rekening worden gehouden met de voor het gekozen bekledingsmateriaal toegelaten restvochtigheid van de dekvloer. Gedetailleerde verwerkingsinstructies in combinatie met niet-keramische bekledingen kunt u vinden in het technisch handboek voor Schlüter-BEKOTEC-THERM of verkrijgen bij onze technische verkoopafdeling.

Schlüter-BEKOTEC-EN 23 F is gemaakt van drukstabiele polystyreen-structuurfolie en is geschikt voor toepassing van klassiek aangebrachte dekvloeren op basis van cement of calciumsulfaat en voor vloeibare dekvloeren.

Schlüter-BEKOTEC-EN 23 F, en -ENFG zijn rotbestendig en vereisen geen speciaal onderhoud. Voor en tijdens het storten van de dekvloer moet de noppenplaat door aangepaste maatregelen, bijv. het leggen van loopplanken, worden beschermd tegen beschadigingen door mechanische invloeden.

Bekijk
video's

Schlüter-BEKOTEC-EN 23 F: Universele opbouw met maximale efficiëntie | Animatie
Schlüter-BEKOTEC-THERM: Innovatief vloerverwarmingssysteem | Animatie