De elektrische installatie mag alleen worden uitgevoerd door een erkende elektricien (EN 60335-1). Deze verwarmingskabel moet worden voorzien van een alpolige scheidingsschakelaar met minimaal 3 mm afstand tussen de contacten. Als beveiliging tegen indirect aanraken moet een RCD (FI-beveiligingsschakelaar) met een aardlekschakelaar van IΔN ≤ 30 mA worden geïnstalleerd.
Meer informatie over het installeren van de verwarmingskabel en het installeren en instellen van de thermostaat vindt u in de handleiding van de verwarmingskabel of de thermostaat.
Plaatsing van de vloersensor
Variant A: de vloersensor wordt rechtstreeks in de zojuist gelegde DITRA-HEAT-ontkoppelingsmat geplaatst. Omdat de vloersensor rechtstreeks in de dunbedmortel wordt geïntegreerd en niet meer kan worden vervangen, moet een reservesensor worden geïnstalleerd (bij de thermostaat wordt standaard een tweede sensor als reservesensor meegeleverd). De sensoren moeten in het midden tussen twee verwarmingskabels worden geplaatst.
Variant B: de vloersensor van de thermostaat wordt in de beschermingsbuis met sensorhuls rechtstreeks in de vloer onder de DITRA-HEAT-ontkoppelingsmat geplaatst. In de DITRA-HEAT-ontkoppelingsmat moet ruimte worden uitgespaard voor de sensorhuls. De sensor wordt door de beschermingsbuis geleid en vervolgens wordt de huls eroverheen geschoven (beschermingsbuis en sensorhuls zijn als montageset met artikelnummer DH EZ S1 verkrijgbaar).
Voor een optimale temperatuurovergang van het te verwarmen oppervlak naar de sensor mag er tussen de sensorhuls en de DITRA-HEAT geen thermisch isolerend materiaal (zoals DITRA-HEAT-DUO) worden aangebracht. In dit geval moet er rond de sensorhuls ruimte in het isolatiemateriaal worden uitgespaard.
Opmerking: voordat de sensoren met dunbedmortel worden bedekt, moeten de weerstandswaarden - bijvoorbeeld met een DITRA-HEAT-E-CT-kabeltester - worden gemeten en worden vergeleken met de waarden die in de handleiding van de thermostaat staan vermeld.
- De ondergrond mag geen bestanddelen bevatten die de hechting nadelig beïnvloeden en moet draagkrachtig en vlak zijn. Eventuele nivelleringsmaatregelen moeten worden uitgevoerd voordat DITRA-HEAT wordt geplaatst.
- De lijm voor verwerking van DITRA-HEAT moet zijn afgestemd op het type ondergrond.
De lijm moet op de ondergrond hechten en zich mechanisch in het draagvlies van DITRA-HEAT verankeren. Op de meeste ondergronden kan een hydraulisch afbindende dunbedmortel worden gebruikt. Hierbij is het aan te raden om een dunbedmortel met een geschikte consistentie te kiezen. Ga vooraf na of de verschillende materialen compatibel zijn. Bij gebruik van bekledingsmateriaal met een kantlengte ≥ 30 cm adviseren wij een tegellijm met kristallijne waterafbinding voor een snelle hechting en droging van de mortel.
- De geschikte dunbedmortel wordt met een lijmkam (6 x 6 mm) op de ondergrond aangebracht. Voor een betere beginhechting bij verlijming aan de wand adviseren wij een contactlaag op de achterzijde van DITRA-HEAT aan te brengen.
- De vooraf op maat gesneden DITRA-HEAT wordt over het hele oppervlak met het draagvlies in de aangebrachte lijm ingebed en onmiddellijk met behulp van een strijkbord of een aandrukrol in één richting werkend in de lijm gedrukt. Houd rekening met de open tijd van de lijm. Bij het aanbrengen van de rol is het handig om DITRA-HEAT al bij het leggen precies uit te lijnen en strak aan te halen door er lichtjes aan te trekken.
Het Easycut-snijraster reduceert de terugrolkracht tot een minimum. Voor wandtoepassingen wordt het gebruik van matten aangeraden. De matten of stroken worden met de naden tegen elkaar geplaatst.
- Om te voorkomen dat de geplaatste DITRA-HEAT beschadigd raakt of van de ondergrond loskomt, wordt aangeraden de mat tegen mechanische belasting te beschermen, bijvoorbeeld met behulp van loopplanken (vooral op plaatsen waar wordt gelopen om materiaal aan te voeren).
Plaatsing van de verwarmingskabel
-
- Bij vloerinstallatie kunnen de verwarmingskabels onmiddellijk na het verlijmen van de DITRA-HEAT-ontkoppelingsmat worden geplaatst met behulp van een strijkbord of aandrukrol.
Bij wandinstallatie worden de verwarmingskabels geplaatst zodra het hechtcontact afdoende is.
Verwarmingskabels mogen elkaar niet raken of kruisen.
- Aan het gelaste uiteinde van de kabel moet een passende uitsparing worden aangebracht.
Opmerking: met de kabeltester DITRA-HEAT-E-CT kan de weerstand van de elektrische verwarmingskabel DITRA-HEAT-E-HK tijdens de hele inbouwfase continu worden gemeten. In geval van schade wordt de verwerker door een akoestisch signaal gewaarschuwd.
-
Op de vloer:
De afstand tussen de noppen van de ontkoppelingsmat bedraagt 3 cm. De plaatsingsafstand op de vloer bedraagt
- 9 cm (om elke derde nop – dit komt overeen met 136 W/m²)
en mag niet dichter gelegd worden.
Kleinere afstanden, met name op de vloer, kunnen tot oververhitting en schade aan bouwmaterialen leiden.
Tijdens het plaatsen mag niet rechtstreeks op de verwarmingskabels worden gelopen.
-
Aan de wand:
De plaatsingsafstand aan de wand kan worden gekozen op basis van de beschikbare oppervlakte, de gewenste oppervlaktetemperatuur en de vereiste verwarmingsprestaties tussen
- 6 cm (om elke tweede nop – dit komt overeen met 200 W/m²) en
- 9 cm (om elke derde nop – dit komt overeen met 136 W/m²)
.
- De overgang van de verwarmingskabel naar de aansluitkabel (mof) is aangeduid met een markering zoals afgebeeld. Bovendien bevindt zich op de mof een sticker “Übergang/Connection”. In het verdere verloop van de aansluitkabel is de markering “KALT/COLD” aangebracht. Deze koude leiding (4 m) moet rechtstreeks naar een aansluitdoos of tot aan de thermostaat worden gelegd. De koude leiding mag tot op maximaal 1,00 m vóór de mof worden ingekort. Inkorten van de verwarmingskabel is niet toegestaan.
- Na plaatsing en controle van de verwarmingskabel volgens de montagehandleiding DITRA-HEAT-E kunnen de tegels volgens de dunbedmethode worden geplaatst met een op de bekleding afgestemde dunbedmortel. Het is zinvol om in één bewerking zowel de uitsparingen van de ontkoppelingsmat met de gladde zijde van de lijmkam te vullen (verwarmingskabels en moffen moeten volledig bedekt zijn met tegellijm) als de dunbedmortel met de getande zijde door te kammen voor de plaatsing van de tegels. De vertanding van de lijmkam moet afgestemd zijn op het tegelformaat voor een inbedding in dunbedmortel over het volledige oppervlak. Houd rekening met de verwerkingstijd van de dunbedmortel.
- Voor bewegingsvoegen, zoals veldbegrenzings-, rand- en aansluitvoegen, moeten de betreffende instructies in dit productdatablad in acht worden genomen.
Opmerking: de dunbedmortel en het bekledingsmateriaal die in combinatie met DITRA-HEAT worden gebruikt, moeten zijn afgestemd op het toepassingsgebied en voldoen aan de geldende voorschriften. DITRA-HEAT-E mag op zijn vroegst 7 dagen na het leggen van de bekleding voor het eerst worden verwarmd.
Opmerking over de installatie van DITRA-HEAT aan de wand:
Voor een duidelijke begrenzing van de wandtemperatuurregeling (om te voorkomen dat er per ongeluk in de verwarmingskabel wordt geboord) raden wij aan om de verwarmde zone met behulp van Schlüter-profielen (zoals RONDEC, QUADEC of DESIGNLINE) optisch af te bakenen (zie details hierboven).
Vanwege de thermische lengteverandering moeten bij verwarmde wandvlakken ≥ 3 m wand- of aansluitvoegen permanent elastisch worden uitgevoerd.
Thermostaat:
De verwarmingskabels van het DITRA-HEAT-systeem mogen alleen door een DITRA-HEAT-E-thermostaat worden aangestuurd.