Schlüter-BEKOTEC-EN-FI  De stille en geïsoleerde dekvloernoppenplaat

Schlüter-BEKOTEC is de plaatsingsondergrond voor de energiebesparende, watervoerende vloerverwarming Schlüter-BEKOTEC-THERM.

Met de dekvloernoppenplaat Schlüter-BEKOTEC-EN-FI kan, net zoals met de andere BEKOTEC-noppenplaten, een barstvrije en juist functionerende dekvloer worden gerealiseerd, die de basis vormt voor een duurzaam barstvrije tegel- en natuursteenbekleding.

BEKOTEC-EN-FI is op verschillende manieren efficiënt:

  • De opname van Schlüter-verwarmingsbuizen met een diameter van 14 of 16 mm zorgt voor flexibiliteit. Met de 16mm verwarmingsbuis zijn iets langere verwarmingscircuits mogelijk.
  • De geïntegreerde contactgeluidsisolatie van EPS vermindert de overdracht van contactgeluid tot 28 decibel.
  • De geïntegreerde thermische isolatie van EPS brengt de warmte snel naar het oppervlak.
  • Dat bespaart tijd en materiaal bij de installatie.
  • Dankzij de dunne opbouw is het systeem bijzonder energie-efficiënt.

Schlüter-BEKOTEC-ENFGI-30 is een bijpassende compensatieplaat die de montage aan de verdelerkast eenvoudiger maakt.


Schlüter-BEKOTEC-EN-FI  De stille en geïsoleerde dekvloernoppenplaat

Productfoto BEKOTEC-EN-FI 1©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 2©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 3©Schlüter-Systems KG
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 4©Schlüter-Systems KG
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FI 1©Schlüter-Systems KG
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FI 2©Schlüter-Systems KG
zoom_out_map search
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 1
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 2
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 3
Productfoto BEKOTEC-EN-FI 4
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FI 1
Doorsnedetekening BEKOTEC-EN-FI 2
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
  •  
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Schlüter-BEKOTEC is een betrouwbare bekledingsconstructietechniek voor de realisatie van barstvrije en juist functionerende zwevende dekvloeren en verwarmde dekvloeren met bekledingen van keramiek, natuursteen en andere bekledingsmaterialen.

Het systeem is gebaseerd op de dekvloernoppenplaat Schlüter-BEKOTEC-EN-23-FI-30, die van een extra schuimlaag met warmte- en contactgeluidsisolatie van polystyreen (EPS) is voorzien en rechtstreeks op een draagkrachtige ondergrond of op een in de handel verkrijgbare thermische isolatie wordt gelegd.

Op basis van de geometrie van de noppenplaat BEKOTEC-EN-23-FI-30 wordt een minimale laagdikte van de dekvloer van 31 mm tussen en 8 mm boven de noppen verkregen. De afstanden tussen de noppen zijn zodanig gerangschikt dat voor het realiseren van een verwarmde dekvloer de bij het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 14 mm en 16 mm, in een raster van 75 mm kunnen worden geklemd. De vloerverwarming is gemakkelijk regelbaar en kan optimaal worden gebruikt bij een lage aanvoertemperatuur, omdat er een relatief dunne dekvloermassa (bij een bedekking van 8 mm ca. 58 kg/m² ≙ 28,5 l /m²) moet worden verwarmd of afgekoeld.

De optredende krimp tijdens de uitharding van de dekvloer wordt modulair in het noppenraster afgebouwd. Spanningen ten gevolge van de krimpvervorming kunnen bijgevolg niet inwerken op het volledige oppervlak. Daarom kan worden afgezien van een uitvoering met schijn- en bewegingsvoegen. Zodra de cementdekvloer begaanbaar is, wordt de ontkoppelingsmat Schlüter-DITRA (alternatief: Schlüter-DITRA-DRAIN 4 of Schlüter-DITRA-HEAT) erop gelijmd (calciumsulfaatdekvloer ≤ 2 CM-%). Daarop worden dan rechtstreeks volgens het dunbedprocedé keramische tegels of natuursteen geplaatst. Bewegingsvoegen in de bekledingslaag dienen met Schlüter-DILEX in de vereiste afstanden te worden gerealiseerd.

Bekledingsmaterialen die scheurbestendig zijn, zoals parket of vast tapijt, worden rechtstreeks op de dekvloer gelegd zodra de toegelaten bekledingsspecifieke restvochtigheid is bereikt.

  1. BEKOTEC-EN-23-FI-30 wordt op een voldoende draagkrachtige en vlakke ondergrond gelegd. Grotere oneffenheden moeten vooraf worden geëgaliseerd d.m.v. dekvloeren of geschikte gebonden egalisatiemiddelen.
    Met inachtneming van de vereisten inzake geluids- en/of thermische isolatie moet, indien vereist, aanvullend geschikt isolatiemateriaal op de ondergrond worden geplaatst. Bij de keuze van het materiaal moet rekening worden gehouden met de maximale samendrukbaarheid CP3 (≤ 3 mm).
  2. De bekledingsranden aan wanden of inbouwelementen moeten van een BEKOTEC-BRS randstrook worden voorzien, afhankelijk van het type en de hoogte van de dekvloer.
  3. De noppenplaten BEKOTEC-EN-23-FI-30 moeten in de randzone nauwkeurig passend worden uitgesneden. De uitstekende noppenfolie moet aan de rand van de eerste rij worden verwijderd. Afgesneden stukken ≥ 30 cm kunnen aan het begin van de volgende rij worden geplaatst. De noppenplaten worden in de smallere verbindingsnoppen vastgeklikt.
    In de deuropening en aan de verdeler kan voor het eenvoudig plaatsen van de buizen de vlakke compensatieplaat Schlüter-BEKOTEC-ENFGI-30 worden gebruikt. Deze is aan de onderkant ook voorzien van een 30 mm dikke laag van geëxpandeerd polystyreen (EPS). Met de zelfklevende buisklemhouder Schlüter-BEKOTEC-ZRKL worden de buizen nauwkeurig in deze zone aangebracht.
  4. Voor het realiseren van de Schlüter-BEKOTEC-THERM vloerverwarming kunnen de bij het systeem behorende verwarmingsbuizen met een diameter van 14 of 16 mm tussen de van een holte voorziene noppen worden geklemd. De buisafstanden dienen overeenkomstig het vereiste verwarmingsvermogen aan de hand van de Schlüter-BEKOTEC verwarmingsdiagrammen te worden gekozen.
  5. Voor het aanbrengen van de dekvloer wordt een verse cement- of calciumsulfaatdekvloer met een minimale dekvloerbedekking van 8 mm in de noppenplaat aangebracht. Voor zowel een cementdekvloer als een calciumsulfaatdekvloer moet een druksterkte van C20 tot C35 en een buigtreksterkte van F4, max. F5 worden aangehouden. Indien de cementdekvloer krimpklasse SW1 heeft, kunnen ook producten met een hogere buigtreksterkte worden gebruikt. Als hoogtecompensatie kan de laagdikte gedeeltelijk tot maximaal 25 mm worden verhoogd. Bij het aanbrengen van een vloeibare dekvloer dient op een zorgvuldige plaatsing van de noppenplaten en afsluiting van de snijranden/eindpunten te worden gelet. Er moet worden voorkomen dat vloeibare dekvloer achter de BEKOTEC platen terechtkomt. Hierbij moet rekening worden gehouden met de systemen die voor deze toepassing zijn goedgekeurd.
    Let op: afwijkende dekvloereigenschappen dienen vooraf, per project met onze technische verkoopafdeling te worden besproken. Om contactgeluidsoverdracht tussen twee ruimten te voorkomen, moet de dekvloer op die plaatsen worden gescheiden met het uitzettingsvoegprofiel Schlüter-DILEX-DFP.
  6. Onmiddellijk na het bereiken van een beginsterkte die toelaat dat op de cementdekvloer kan worden gelopen, wordt de DITRA-ontkoppelingsmat (alternatief: DITRA-DRAIN 4 of DITRA-HEAT) met inachtneming van de verwerkingsinstructies in het productdatablad verlijmd. Calciumsulfaatdekvloeren kunnen met de ontkoppelingsmat worden bekleed, zodra een restvochtigheid ≤ 2 CM-% wordt bereikt.
  7. Op de bovenkant van de ontkoppelingsmat kan dan direct een bekleding van keramiek of natuursteen volgens het dunbedprocedé worden geplaatst. De bekleding moet boven de ontkoppelingsmat d.m.v. bewegingsvoegen in velden worden ingedeeld overeenkomstig de geldende voorschriften. Voor het realiseren van bewegingsvoegen moeten de bewegingsvoegprofielen Schlüter-DILEX-BWB, -BWS, -KS, -AKW of -F worden gebruikt (zie productfiche 4.6 - 4.8, 4.18 en 4.23).
  8. Als flexibele randvoeg bij de overgang tussen vloer en wand dient het hoekbewegingsprofiel Schlüter-DILEX-EK resp. -RF (zie productfiche 4.14) te worden geplaatst. Het uitstekende deel van de randstrook Schlüter-BEKOTEC-BRS moet vooraf worden afgesneden.
  9. Bij het gebruik van de klimaatregelende tegelvloer Schlüter-BEKOTEC-THERM als vloerverwarming kan de afgewerkte bekledingsconstructie al na 7 dagen worden opgewarmd. Beginnend bij 25 °C kan de aanvoertemperatuur dagelijks met max. 5 °C worden verhoogd tot de gewenste gebruikstemperatuur.
  10. Bekledingsmaterialen die geen risico lopen op scheuren (bijv. parket, vast tapijt of kunststof bekledingen), worden zonder ontkoppelingsmat rechtstreeks op de BEKOTEC dekvloer aangebracht. Daarbij moet de hoogte van de dekvloer aan de desbetreffende materiaaldikte worden aangepast.
    Let op: naast de geldende verwerkingsrichtlijnen dient rekening te worden gehouden met de voor het gekozen bekledingsmateriaal toegelaten restvochtigheid van de dekvloer.
    Gedetailleerde verwerkingsinstructies in combinatie met niet-keramische bekledingen kunt u vinden in het technische handboek voor Schlüter-BEKOTEC-THERM of verkrijgen bij onze technische verkoopafdeling.

BEKOTEC-EN 23 FI 30 is gemaakt van drukstabiele polystyreen-structuurfolie met aan de onderkant een aangebrachte schuimlaag van geëxpandeerd polystyreen (EPS). Deze is geschikt voor toepassing van klassiek aangebrachte dekvloeren op basis van cement of calciumsulfaat en voor vloeibare dekvloeren.

Voor en tijdens het storten van de dekvloer moet de noppenplaat door geschikte maatregelen, bijv. het leggen van loopplanken, worden beschermd tegen beschadigingen door mechanische invloeden.
Schlüter-BEKOTEC-EN-23-FI-30, -ENFGI 30, -BRS en -BTS zijn onrotbaar en vereisen geen bijzondere verzorging of onderhoud.
Bij het demonteren van BEKOTEC-EN-23-FI-30 kan de structuurfolie van de polystyreen draagplaat worden verwijderd.

Bekijk
video's

Schlüter-BEKOTEC-THERM: Innovatief vloerverwarmingssysteem | Animatie